Een 21-jarige medeverdachte werd in november veroordeeld voor diens aandeel in het delict.
Bedreiging en ontploffing
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte opdracht heeft gegeven kort na middernacht zwaar vuurwerk, een shell- of mortierbom, te laten ontploffen bij een leegstaand kantoorpand in een woonwijk in Heerhugowaard. Op het moment dat de verdachte dit deed, zat hij in detentie. In het pand was tot ongeveer een maand vóór de ontploffing een advocatenkantoor gehuisvest. De ontploffing was bedoeld als dreigement aan het adres van de advocaat. Ook werden meerdere dreigbrieven verstuurd. De ontploffing en dreigbrieven waren onderdeel van een plan van verdachte om de advocaat voldoende angst en vrees aan te jagen zodat ze 9000 euro af zou geven.
Tijdens de zitting verklaarde de verdachte dat hij weliswaar wilde dat er bij het kantoorpand een handgranaat werd neergelegd, maar niet wilde dat deze tot ontploffing kwam. De berichten die hieromtrent met de telefoon vanuit de gevangenis in Lelystad zijn verstuurd naar de medeverdachte, zou hij niet zelf hebben verzonden. Hij zou een medegedetineerde hebben gevraagd de berichten te sturen. De rechtbank acht deze verklaring echter ongeloofwaardig. De verdachte komt pas op de zitting van 10 januari 2023 voor het eerst met deze verklaring. Daarbij is deze verklaring ook niet te controleren omdat de verdachte niet wil zeggen wie de berichten dan namens hem zou hebben gestuurd. De rechtbank gaat er mede daarom vanuit dat de verdachte de berichten wel degelijk zelf heeft gestuurd en dat hij een ontploffing teweeg wilde brengen.
Oordeel rechtbank
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij met zijn handelen gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt bij het slachtoffer en de overige medewerkers van het advocatenkantoor. Tegelijkertijd veroorzaakt het laten ontploffen van een shell- of mortierbom bij een advocatenkantoor in deze tijd grote maatschappelijke beroering en onrust.
Ook wordt de verdachte veroordeeld voor verboden wapenbezit. De verdachte heeft niet stilgestaan bij het gevaar en de gevolgen van zijn handelen. Des te meer kwalijk is het handelen van de verdachte, nu hij in het verleden is veroordeeld voor een geweldsdelict waarbij hij geschoten heeft met een vuurwapen en zich ten tijde van dit strafbare feit had onttrokken aan zijn detentie.
Met de psychiater, psycholoog en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de verdachte dringend noodzakelijk is met het oog op het terugdringen van de kans op herhaling die als matig tot hoog wordt ingeschat. De verdachte kampt met een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en deze stoornis was ten tijde van de gepleegde delicten aanwezig. Daarom legt de rechtbank aan de verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden op.
Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding betalen van bijna 5000 euro aan het advocatenkantoor en ruim 5000 aan het slachtoffer voor immateriële schade en proceskosten.